Ik ben in België. Vroeger, toen ik een jaar of 8 was en wij naar België gingen waren er nog tolpoortjes. Toen stond je soms in de rij om België in te komen. Nu rijd je de grens over en merk je het bijna niet. Wat ik zo leuk vind aan België is dat veel dingen hetzelfde zijn maar toch een beetje anders. De verkeersborden zijn niet blauw maar geel, de invoegstroken zijn korter maar alles is nog in je eigen taal, gelukkig zijn de wegen wél beter dan toen ik 8 jaar was. In de winkels hebben ze nèt even andere koekjes, chocolade, broodjes en in de streek waar ik nu ben hebben ze Cuberdons. Heel af en toe zie je ze ook wel bij ons de supermarkt, als het Belgische weken zijn. Het zijn driehoekige kegeltjes suikergoed met daarin een zachte vulling. Ze zijn verkrijgbaar in de chocoladespeciaalzaak, lees Leonidas, in drop of kersensmaak te koop. En als ik dan toch bij deze Belgische chocolade zaak bent dan neem ik ook van die handgemaakte chocolaatjes mee.
Bij de kassa begroet men je met ‘hallookes’. Bij het teruggeven van wisselgeld zegt men ‘En dat is dan dertien centjes terug’ gevolgd door een ‘salutekes’. Hier in België klinkt het allemaal even lief, die verkleinwoorden. Het klinkt toch minder als men aan je vraag: ‘Hoe is het met jouw bedrijfje”. Of als ik iemand aan Jan hoor vragen: ‘oh echt? Heeft ze een eigen bedrijfje?’. Dan vind ik ineens die verkleinwoorden niet zo lief meer klinken.
Alée, terug naar België. Wist je dat je in België heus niet overal Vlaamse friet kunt kopen? Dat ze in Engeland geen Engelse drop verkopen?
Toen ik jaren geleden in Geel, België werkte werd ik uitgenodigd, door een collega, om mee te gaan eten in een restaurant nabij Leopoldsbrug. Dat ligt tussen Hasselt en Turnhout, dus net over de grens bij Eersel. Ze vroeg me heb je de specialiteit van hier wel eens geproefd? ‘Steppegras’. Ik keek een beetje wazig, denk ik, want men begon meteen uit te leggen dat het een Belg was die in Duitsland werkte en een Rus op visite kreeg (lijkt wel een mop). Die rus was de beroemde clown Popov. De steppe is een grasgebied in Rusland en zo werd de naam geboren van de frietjes; steppegras. De kok heeft deze naam geclaimd en is dus een beschermd merk. Steppegras bestaat uit vlees, overgoten met saus en daaroverheen een grote berg dunne frietjes en van origine er bovenop die berg een schijfje citroen én kaviaar. Vlaamse frieten zijn 13 mm dik, Steppegras
is maar 4 mm dik. Ik vond het bijzonder.
Wat ik ook bijzonder vind is de
werkgewoonte van de Fransen bij de bank waar ik toen werkte in La Defance, hét
kantorendistrict in Parijs. Iedere ochtend, bij binnenkomst, kreeg je van
iedereen een hand. Echt een persoonlijke begroeting. Ik vond het een mooie
geste. Toen ik dit op een kantoor in Nederland vertelde, in de herfst, tijdens
een griepgolf, realiseerde ik mij dat deze geste ook minder mooi kan zijn.
Naast het handen schudden viel me ook iets anders op. De werktijden. Ik ben een
ochtendmens, begin het liefst om zeven uur of zit al voor half zes in de auto
om ergens vóór half 8 (en de files) te zijn. Dus ik braaf iedere ochtend om
half acht op kantoor in Parijs aanwezig. Helemaal alleen. Want de meesten
Fransozen komen tussen negen en half elf binnen. Gaan dan rond één uur lunchen
tot een uur of half 3 en werken dan tot een uur of acht. Gaan dan naar huis en
om half 10 gaan ze aan tafel om uitgebreid te dineren. Daarom schudde iedereen
altijd míj de hand want ik zat er al even. Mooi hè, al die verschillen. En
overal is wat van te leren of proberen. Ook nam ik overal stroopwafels mee naar
toe. In ieder land, waar ik werkte, heb ik ze kennis laten maken met de
stroopwafel. Leg hem op de thee en hij wordt nog lekkerder. Mijn koffer bevatte
soms meer stroopwafels dan kleding als ik na het weekend weer op kantoor kwam.
Alée terug naar België. Ik zit hier in
een stil huis. Het is het huis van mijn dochter. Ze woont al jaren in België
met haar vriend en hun zoontje. Die is 1,5 dus normaal gesproken is het hier
best druk. Zij is even weg en ik voorzie haar poezen van eten en een schone
kattenbak, in ruil voor een rustig plekje om te schrijven. Ik schrijf aan mijn
tweede roman. Eindelijk even tijd om rustig door te schrijven. Ik bruis van de
ideeën en moet ze nu nog omzetten in 90.000 woorden, want een beetje boek dient
zoveel woorden te bevatten. Ik zie wel hoeveel woorden het worden. Als ik het
af vind dan ga ik er niet iets bij verzinnen om aan dát aantal woorden te
komen. Zo ook niet in mijn eerste boek. Het is niet dik, het leest gemakkelijk
weg en is zo uit.
Ik vind het heerlijk om te schrijven over vriendinnenvriendschap dus ook dit
boek gaat weer over twee vriendinnen die samen iets ondernemen. In de eerste
roman wonnen twee vriendinnen een reis naar Wales en gingen naar de plaatsen
waar legendes plaats hebben gevonden. Het werd ‘een reis vol herinneringen’.
Enfin, nu dus bezig met de tweede. Wanneer deze uitkomt weet ik nog niet maar
wat ik wel weet is dat ik zelf enorm, geniet van het schrijven en ook van het
teruglezen, verbeteren, schrappen en opnieuw beginnen. Even geen IT analyses,
geen meetings en geen softwareperikelen maar ook geen wasmachine die staat te
piepen of klok die zegt dat het tijd is om eten te koken. Heerlijk om even iets
anders te doen. Zoals een ieder die nu vakantie heeft of binnenkort krijgt.
Geniet! Doe leuke dingen, met je gezin, even alléén of met mensen die je dierbaar zijn. Maak even tijd voor elkaar.